sábado, 25 de agosto de 2012

Desconectar


Zo’n 90% van heel caravanminnend Nederland zal bij het woord ‘camping’ aan een plek denken waar je naar toe gaat om tot rust te komen, om jezelf weer op te kunnen laden na een jaar hard werken en om lekker bruin te worden. Maar zo ontspannend en relaxed het hier voor de campinggasten is, zo stressvol en intensief is het voor het personeel, want op een camping waar gemiddeld 6000 mensen tegelijkertijd met hoge verwachtingen heen gaan, is het niet altijd even makkelijk om het hoofd koel te houden. Dus om te voorkomen dat wij als recepcionistas niet helemaal gek worden van mensen die klagen over het feit dat de standaard-standplaatsen niet genoeg schaduw hebben, dat de Franse jongeren van plaats S55 ‘s nachts weer voor overlast  hebben gezorgd, dat de airco in die en die bungalow het niet doet of dat het immoreel zou zijn dat we €20 borg vragen voor het wateraansluitingkoppelstuk, hebben we maarliefst een keer per twee weken een día de fiesta, een vrije dag. Dat komt neer op vier kostbare vrije dagen in twee maanden en daarom is het dan ook zaak ze goed te besteden. Op mijn eerste vrije dag ben ik naar L’Escala gegaan, een prachtig dorpje op z’n vijf kilometer hier vandaan, de tweede dag was Figueres de bestemming en de derde vrije dag heb ik met een collega in Barcelona doorgebracht. Vorige week had ik m’n vierde en laatste vrije dag, die ik vervroegd had omdat Anna, een Pools meisje dat ik in Sevilla heb leren kennen, mij kwam opzoeken en dat de enige dag was dat ze mij zou kunnen opzoeken. Ze werkt in Billund, Denemarken als stewardess voor Ryanair en om mij een dikke 24 uur te kunnen bezoeken heeft ze vier vluchten moeten nemen, twee voor de heenreis en twee voor de terugreis en beide keren moest ze op Londen Stansted Airport overnachten. Veel moeite voor zo’n korte tijd, vond ik, ik voelde me zelfs een beetje schuldig, maar het zou voor haar ook de eerste keer na Sevilla zijn dat ze weer in Spanje zou kunnen zijn, dus ze had er veel voor over. Ik voelde me dan ook behoorlijk lullig toen ik twee dagen van tevoren er achter kwam dat vrienden van het personeel eigenlijk helemaal niet in het personeelsgebouw mogen slapen, iets waarvan ik totaal niet op de hoogte was. Al die moeite die zij zou nemen om hier te komen en ik had het enige wat ik voor mijn rekening zou nemen, onderdak, niet eens geregeld. Ik voel me knap lullig en vraag me af hoe ik wel ooit in hoog-hoog seizoen zo last minute nog eens een goedkope tweepersoonskamer ergens dichtbij de camping ga vinden. Na verschillende tevergeefse telefoontjes naar hostels en pensions komt mijn collega Irene met een tip van een pension in L’Escala waar zij ook een keer is geweest. Een beetje cutre (kitscherig), maar de kamers waren schoon en zij had maar €45 voor een tweepersoonskamer inclusief ontbijt betaald vertelt ze. Aangezien de enige andere optie in slaapzakken in een 3-seconden pop-up tentje op een schaduwloze standaard-standplaats op onze camping à €57 was, was de beslissing snel gemaakt en vol goede hoop belt Irene pension Casa Poch op. De eigenaresse vertelt dat ze pas op de dag zelf weet of ze een kamer heeft, tot nu toe zouden ze vol zijn, maar Irene verzekert me dat ze waarschijnlijk toch wel een kamer hebben want zo’n geweldig pension is het nou ook weer niet en anders konden we ook nog op het strand slapen als de nood echt aan de man kwam. Ondertussen zoeken we op internet nog even verder, maar uiteindelijk besluit ik vurig wensend dat dit geen domme zet is, de gok op Casa Poch te nemen.
Die maandag om half twee haal ik Anna op van het treinstation in Figueres en na een klein sprintje halen we de half twee bus naar L’Escala ook nog net. Die ochtend had ik gelukkig inderdaad het groene licht van het pension gekregen, dus we zouden een fatsoenlijke plek hebben om te slapen en voor mij was het ook wel goed om te desconectar, oftewel om even weg te zijn van de camping. Na een busreis van bijna een uur waarin we over van alles en nog wat bij hebben gekletst, komen we aan bij het pension. Bij binnenkomst groet een oude Spaanse vrouw, blijkbaar de eigenaresse, ons vriendelijk en het pension doet Spaans en huiselijk aan, het valt me niets tegen voor zo’n lage prijs. We installeren ons in onze kamer en ik laat me vallen op mijn bed die tot mijn verbazing echt heerlijk comfortabel is. Na een uurtje bijkomen en opfrissen gaan we L’Escala in. L’Escala heeft een strandje midden in het centrum en daar besluiten we een merienda te nemen (een tussenmaaltijd, tussen de lunch en het avondeten) en lekker te zonnen. Rond zeven uur gaan we weer terug naar het hostel om ons om te kleden en uit eten te gaan. Deze keer is het niet de oude vrouw die ons ontvangt, maar man van rond de 30 jaar met zwart sluik haar, een vieze stoppelbaard en een een t-shirt dat waarschijnlijk al twee weken geen wasmachine had gezien. Hij groet ons vriendelijk lachend, maar ik vertrouw hem niet helemaal. Ik wil gewoon doorlopen naar de kamer, maar hij begint tegen ons te praten, daar was ik al bang voor. “Jullie zijn toch de meisjes van kamer 14?” vraagt hij en het zit me meteen al niet lekker dat hij weet dat wij ‘de meisjes van kamer 14’ zijn. Vertwijfeld bevestig ik dat waarna hij zegt: “Dan heb ik wat voor jullie, steek allebei je hand uit en doe je ogen dicht. Houden jullie van insecten?” Hij steekt z’n beide armen uit en in beide vuisten lijkt hij iets te hebben. Ik kijk hem vol ongeloof aan, wat wil deze vent? Anna heeft allang door dat het om een grapje gaat, maar ik vertrouw hem voor geen cent en ben bang dat hij een of andere grote kever in z’n hand heeft en ik weiger naar hem te luisteren. Hij dringt aan: “Kijk eens naar m’n gezicht, heb ik geen gezicht van een te vertrouwen persoon? Je kunt me vertrouwen hoor, kijk dan, deze ogen zijn toch onschuldig?” Hij kan zeggen wat hij wil, maar het enige wat door mijn hoofd gaat, is dat als hij er zo op aandringt een te vertrouwen persoon te zijn, dan kan hij dat onmogelijk zijn. Ik weiger nog steeds en vraag me af waarom Anna wel gewoon haar hand durft uit te steken. De man geeft het op en opent beide handen boven Anna’s hand: twee snoepjes. Hij lacht en zegt: “Ik heb nooit gezegd dat ik insecten in m’n handen had!” Ha. Ha. Niet grappig. Hijo de puta, denk ik, mij een beetje op de kast jagen om niks, is dit zijn manier om zijn gasten te ontvangen? Dan bedenk ik me ook nog eens dat hij al klaarstond met die snoepjes, hij heeft ons aangesproken en is niet naar de keuken of zo gegaan om iets te halen, hij had ze dus al in z’n handen. Wat voor idiote ideeën moet die man wel niet hebben, denk ik en raak licht in paniek. Ik krijg zo’n vermoeden dat cutre niet alleen ‘kitscherig’ betekent, maar ook iets in de zin van dat iets niet pluis is. Goddank is Anna heel zeker van haar zaak en als we weer naar boven gaan, stelt ze mij gerust dat hij zeker weten niks kwaads in de zin heeft, zij heeft ook een collega die zo is en dat is gewoon zijn manier van met mensen omgaan. Enigszins gerust gesteld kleed ik me om en gaan we weer naar beneden om uit eten te gaan. En natuurlijk, dan moeten we weer langs señor Engerd. Deze keer probeer ik zo afstandelijk mogelijk te zijn, maar weer lukt het hem om me vervelend te verrassen: “Ik heb jullie paspoorten nodig,” zegt hij op een opvallend dwingende toon. Op zich kan ik daar inkomen, want die vraag ik ook altijd aan alle campinggasten, maar toch, na het incident van daarvoor vraag ik me af of hij nog meer dingen met onze paspoorten van plan is. Met tegenzin geef ik m’n id-kaart, Anna kent wederom geen angst. Nouja, hier zal het wel bij blijven, stel ik mezelf gerust terwijl we de straat oplopen en na een kwartiertje hebben we een leuk lokaal barretje gevonden waar we besluiten te gaan eten. De tapas zijn heerlijk en we kletsen honderduit over Sevilla en onze levens nu onder het genot van een tinto de verano (rode wijn gemengd met frisdrank). Het is heerlijk om dingen over Sevilla te kunnen delen met iemand die er tegerlijkertijd met mij was, veel dingen hoeven we mekaar niet uit te leggen, aan een woord hebben we genoeg. Ik krijg weer zin om naar Sevilla te gaan en ik zie dat de herinnering aan Sevilla Anna niet onaangeroerd laat. Ze krijgt tranen in haar ogen als ze over haar wijk in Sevilla vertelt en ik realizeer me dat Sevilla onze levens op een aangename manier heeft gebrandmerkt. Inmiddels ben ik señor Engerd en zijn rare maniertjes allang weer vergeten, maar dan zie ik ineens een man aanlopen die verdacht veel op hem lijkt. Ik ben ervan overtuigd dat het hem niet kan zijn, dat is gewoon de angst die m’n beeld vervormt, zeg ik tegen mezelf, maar bij de tweede keer kijken realizeer ik me dat het hem wel is. “Hoe de fuck weet hij dat wij hier zitten?!” is het eerste wat door me heen schiet en ik voel hoe alle spieren in mijn lichaam zich aanspannen. Anna zit met de rug naar hem toe, dus zij heeft nog niets door. Zo onopvallend mogelijk sis ik dat die engerd van het pension hier ook is en naar ons toe komt lopen. Inmiddels, of misschien al eerder, heeft hij ons gezien, hij lacht en stopt bij ons tafeltje. Goddank hadden we het eten net op, dus aanschuiven hoeft hij niet te proberen. Hij probeert een gesprek op gang te helpen, maar ook Anna heeft er nu genoeg van en allebei kappen we het gesprek af. Als laatste redmiddel probeert hij ons wederom te charmeren met z’n snoepjes, hij wil ons allebei een geven. Anna slaat z’n aanbod af, ik ook, en hij lijkt weer verder af te druipen. Maar nee, tot m’n schrik zie ik ineens een arm langs m’n rechterzij gaan en  meneer Engerd legt alsnog een snoepje voor me op tafel neer. M’n hart slaat 180 en ik sta op het punt tegen hem uit te vallen en te zeggen dat hij normaal moet doen en moet opflikkeren met z’n stomme snoepjes, maar hij is alweer verder gelopen. Het snoepje laat ik onaangeroerd en ik kijk Anna vol ongeloof aan. Nu moet dit echt ophouden of ik word gek. Anna ziet dat hij in het barretje naast die van ons gaat zitten bij een paar vrienden, gelukkig, maar hij is dus nog steeds in de buurt. Anna weet me weer te kalmeren, we kletsen nog even verder, bestellen nog een drankje en daarna willen we nog even een nachtwandeling door het stadje maken. We hebben het laatste drankje bijna op en dan komt een andere man naar ons tafeltje en vraagt in het Engels of we misschien straks ook naar zijn bar willen komen om een drankje te doen. Erg direct en vreemd, dus natuurlijk gaan we daar niet op in. Ondertussen heeft mijn achterdocht alweer de raarste ideeën gevormd (“Misschien was dat wel een vriend van meneer Engerd en wilden ze ons op die manier meelokken naar een bar!”). De Engelse man is nog maar net uit zicht of meneer Engerd himself komt gezellig met z’n vrienden aan het tafeltje precies achter ons zitten. Ik ben bang dat de volgende stap is dat ze ons bij hen uitnodigen en ik weet hoe slecht Spanjaarden tegen ‘nee’ kunnen, dus daar zit ik niet op te wachten. Anna moet hetzelfde gedacht hebben, want ze besluit dat we hier maar beter weg kunnen gaan en de nachtwandeling te maken. Dat laat ik me geen twee keer zeggen, dus we verlaten de bar zo snel mogelijk. Ik kijk een paar keer achterom en hoop vurig dat ze ons niet op een of andere manier achterna komen.
Het stadje is prachtig bij nacht en omdat de temperatuur nog heerlijk aangenaam is, zitten veel lokale mensen nog buiten op de terrasjes. We maken foto’s van de prachtige natuur en gebouwen en eindelijk heb ik het idee een beetje te kunnen desconectar. We lopen langs de kliffen en verbazen ons over een superluxe huizencomplex, wat vast als vakantiehuis gebruikt wordt door mensen uit de buurt. Even kijk ik naar links en op een van de balkonnen zie ik een man met zwart sluik haar. Hij kijkt me aan. Nee, dit kan niet waar zijn, als dat señor Engerd is, is dit echt te bizar voor woorden. Ik kijk nog een keer goed maar omdat het donker is, is het moeilijk te bepalen of het hem echt is of niet. Nee. Het is hem niet, toch niet. Deze man heeft een snor, dat had meneer Engerd niet. Goddank, wat een opluchting gaat er door me heen. Ik voel me dom dat ik even gedacht heb dat dat hem serieus zou kunnen zijn, maar ik kan weer lachen en vertel het Anna. Tot mijn verbazing had zij hem ook gezien en dacht zij precies hetzelfde, maar ze durfde het me niet te zeggen, omdat ze bang was dat ik dan zou flippen. We moeten allebei erg lachen om de situatie en gaan weer richting het hostel. Eenmaal daar is de deur al op slot en ik hoop dat hij niet op ons heeft zitten wachten of zo, dat zou de boel helemaal compleet maken. Ik maak de deur open met de sleutel en ja hoor, daar staat meneer om twee uur ‘s nachts de glazen af te wassen. Wederom begroet hij ons weer met die gluiperige glimlach, maaar voordat hij nog iets kan zeggen, wensen we hem allebei heel snel goedenacht en glippen naar boven. Eenmaal boven ben ik bang dat hij een tweede sleutel van de kamer heeft, maar die gedachte weet ik te onderdrukken. Moe van alle spanningen maar ook tevreden van alle ontspanningen van die dag val ik op m’n heerlijke bedje voor die nacht en binnen tien minuten ben ik vertrokken. 

miércoles, 1 de agosto de 2012

Werken op La Ballena Alegre



Eindelijk ben ik er weer. Een jaar na m’n Erasmusjaar in Sevilla ben ik wederom in het land dat me elke keer weer weet te charmeren. Dit keer niet om te studeren, maar om te werken als recepcionista op een camping die als naam ‘de Blije Walvis’ draagt. Na een lange reis van twee dagen waarin 1600 kilometers asfalt onder ons voorbij gingen, komen we zaterdag 30 juni rond zeven uur ’s avonds aan op de camping. Karin – het andere meisje uit Groningen dat ook als receptioniste op La Ballena Alegre gaat werken – en ik worden zeer goed opgevangen door onze toekomstige collega’s en bij het avondeten leren we meteen al veel mensen die ook op de camping werken: mensen die in de bar, het restaurant, de supermarkt of als manusje van alles werken. Het valt me op dat alle mensen hier buitengewoon zijn, ieder hebben ze hun eigen bijzondere verhaal en verleden. Het is fijn en verfrissend weer allemaal nieuwe mensen en hun totaal andere werelden te leren kennen. Neem Daniella bijvoorbeeld, het meisje dat ons heeft opgevangen bij aankomst, een Duitse wereldreiziger pur sang, is 32 jaar, maar ziet eruit alsof ze 22 is, en sinds haar 18e is Barcelona haar uitvalsbasis tussen alle reizen en baantjes in andere landen door. Naast Duits, Spaans en Engels spreekt ze ook vloeiend Portugees, wat ze in Brazilië tijdens een tijdelijke baan als barmeid heeft geleerd, maar haar droom is sociaal werkster te worden en met kinderen of verslaafden te werken. Ik bewonder haar enorme zelfstandigheid en zelfredzaamheid, maar al gauw blijkt dat onder haar vele levenservaring en constante drang nieuwe werelden toch ook het verlangen naar een partner en een vaste baan schuilt, alsook de angst misschien alleen achter te blijven, vooral nu haar vrienden allemaal een voor een gaan samenwonen en kinderen krijgen. En dan hebben we Jordi, een van de socorristas (badmeester) bij de zwembaden, een Catalaan in hart en nieren die zijn 35 lentes goed heeft weten te verbergen onder z’n knappe kop en jongensachtige lach. Dat komt door de kou meent hij. ’s Winters werkt hij namelijk als ski-instructeur in de Pyreneeën en als ik zijn verhalen moet geloven behoort hij tot de 25 beste skiërs van Spanje als het gaat om snelheid. Maar wat nog het meeste aan hem opvalt, is de enorme rust en stabielheid die hij uitstraalt, het lijkt of niks hem uit zijn doen kan laten raken. Een kamergenoot en vriend van kinds af aan van hem is Alex, een omlaaggevallen architect die door de crisis in de bouw nu in de campingbar drankjes en eten regelt voor het vakantievierend volk dat hier naar toe komt. Een behoorlijke stap terug, maar hij klaagt niet, want hij behoort tot de gelukkige 50% van de beroepsbevolking die werk heeft en ook hij werkt ’s winters als ski-instructeur in de Pyreneeën. Dan hebben we Eva nog, een rebelse half Zwitserse half Catalaanse meid die, afgaande op haar enorm gespierde armen, meer testosteron dan oestrogeen in haar lichaam moet hebben. Na 15 jaar altijd alles te hebben gedaan waar de westerse samenleving op neerkijkt, heeft ze sinds twee jaar besloten dat het zo niet verder kan en langzaam maar zeker bouwt ze verantwoordelijkheidsgevoel en zelfbeheersing op om verder te komen in het leven. Onder haar enigszins agressieve en mannelijke uiterlijk en kledingstijl is ze werkelijk een engel. Ze is heel open naar nieuwe mensen, heeft humor en helpt je met alles: als Karin of ik een vraag hebben, kunnen we altijd bij haar terecht en legt ze het net zo vaak uit totdat we het snappen. Het is meer uiterlijk vertoon, iets wat ze zelf ook toegeeft.

Na een welverdiende nachtrust op onze nieuwe kamer worden we de volgende dag meteen ingeleid in het computerprogramma waar we op de receptie mee zullen werken. Na vijf uur nieuwe informatie verwerken, zonder praktijkoefeningen, zit de eerste werkdag er op en voelt mijn hoofd als een waterhoofd dat overloopt van informatie. Ik zie het niet zitten alles meteen te onthouden, maar Joaquín, de haan tussen alle hennen van de receptie, stelt ons gerust dat iedere fout rechtgezet kan worden en met die geruststellende gedachte in ons achterhoofd gaan we onze eerste werkweek in. Al snel blijkt het aloude spreekwoord “Al doende leert men” weer eens een onomstotelijke waarheid te zijn en na een paar dagen begin ik ineens het overzicht te krijgen en heb ik de slag te pakken, net als Karin.
Ondanks de fantastische collega’s en het leuke werk, heeft de eerste week wel z’n tol geëist. Die zondag ben ik helemaal kapot en heb ik werkelijk geen kracht meer, hoeveel ik ook er tegenaan eet. Rust, dat is het enige wat m’n hoofd wil, maar mijn eerste día de fiesta (vrije dag) heb ik niet eerder dan over een week. Lichtelijk in paniek besluit ik naar Joaquín te gaan en hem te zeggen dat ik die dag niet kan werken. De woorden zijn nog niet koud of de spanning van alle veranderingen en nieuwigheden komt eruit. Ik schaam me kapot dat ik na een week al jankend tegenover m’n baas sta en ik moet vragen of ik de dag vrij mag nemen, maar goddank neemt hij het erg goed op en hij vertelt me dat iedereen door dezelfde fasen van aanpassing gaat. Het aanpassen duurt minstens tien dagen heeft hij uit ervaring geleerd en ineens voel ik me lang niet meer zo slecht dat ik na acht dagen mijn ‘instortmoment’ heb. Honderd kilo lichter verlaat ik de receptie en die dag wordt mijn ‘reset-dag’: alle veranderingen van dagritme, eten en mensen, krijgen nu een plekje en in de dagen erna merk ik dat ik telkens meer kracht krijg. M’n lichaam kan weer met de veranderingen uit de voeten en de dag daarna begin ik voorzichtig weer te werken en na een vervroegde día de fiesta ben ik er weer helemaal bij.
Inmiddels wordt het werk steeds meer een aangename routine waardoor ik meer tijd voor de campinggasten heb tijdens de check-ins en het is te merken dat de campinggasten dat ook leuk vinden. Ze vertellen graag wat er onderweg allemaal is gebeurd, hoe het verkeer in noord-, midden-, zuid-Frankrijk, boven Lyon, onder Perpignan of bij dat ene knooppunt was en hoe slecht het weer wel niet in Nederland is. En dan de reactie als Nederlanders er achter komen dat ze in het Nederlands kunnen worden geholpen met hun probleem en dat ze niet in het Engels of gebrekkig Spaans alles hoeven uit te leggen, geweldig! Ze springen nog net geen gat in de lucht, op één gezin na, waarvan de vader echt door het dolle heen leek te zijn dat er ‘iemand van hen’ in de receptie hen te woord kon staan. Daniella schrikt ervan hoe enthousiast de man reageert, en haar gezicht verraadt dat ze zich afvraagt waarom haar Duitse landgenoten daar veel minder gevoelig voor lijken te zijn. Op die vraag hebben we allebei het antwoord niet, maar een interessant cultureel verschil is het zeker.

Na inmiddels vier weken te hebben gewerkt op La Ballena Alegre, is me opgevallen dat het werken op een camping twee gezichten heeft. Aan de ene kant is het leuk, want je werkt in een ontspannen omgeving en als je vrij bent is het strand daar op steenworpafstand. Het nadeel soms is echter dat je altijd wordt bekeken en herkent door de campinggasten, het is me al vaak overkomen dat mensen groeten me waarvan ik me echt niet kan herinneren dat ik ze geholpen heb. Je bent een soort van half beroemd, (“oh kijk, die zijn toch van de receptie?”) maar tegelijk wordt je geacht onzichtbaar te zijn, want als werknemer mag je geen gebruik maken van het zwembad, het terras en alle andere faciliteiten. We mogen alleen in de pub en de discotheek komen, maar dat zijn nu juist de raarste plekken om campinggasten tegen te komen.Daar vervagen rollen en zien ze me niet als receptioniste Martine, maar als Martine. Ik voel me al op een rare manier schuldig als ik met een biertje in m’n hand sta, het is alsof ik m’n geloofwaardigheid als recepcionista dan ineens kwijt bent ofzo. Dat is natuurlijk niet zo, tenzij je dronken of wild dansend wordt gezien natuurlijk, maar het zijn plaatsen waar twee werelden in contact komen die in principe gescheiden (moeten) worden gehouden. En dat kan soms hele gênante situaties opleveren, zoals het geval bij onze Duitse collega Hannah. Op de Mojito-party van afgelopen zaterdag wilde een halfdronken campinggast per se met ons proosten en daarna ging hij achter een van onze collega’s, Hannah, dansen. En alsof dat nog niet erg genoeg was, bleek ook nog dat zijn vrouw en twee vrienden op twee meter afstand stonden, zich ook rot schamende. Gelukkig had de man al snel door dat hij een grens had overschreden en half beschaamd half trots op zichzelf druipt hij af.

Het is een wereld op zich, een camping tijdens de zomer. Regels en gewoonten die thuis gelden, gelden hier niet. En dat leidt soms tot vervelende situaties, maar heeft ook z’n charme. Ik heb nog nooit zoveel hardwerkende Nederlanders bij elkaar gezien, die van hun welverdiende jaarlijkse vakantie genieten, onder het genot van het gezelschap van vrienden en familie en te veel bier, waardoor het kind in ze soms weer even naar boven komt: ik kan m’n lachen niet inhouden als de band op diezelfde Mojito-party een overbekend jaren ’70 rock-nummer aanzet en de dansvloer zich vult met alleen maar ouders tussen de 40 en 50 jaar die compleet uit hun dak gaan.