Zo’n 90% van heel caravanminnend Nederland zal bij het
woord ‘camping’ aan een plek denken waar je naar toe gaat om tot rust te komen,
om jezelf weer op te kunnen laden na een jaar hard werken en om lekker bruin te
worden. Maar zo ontspannend en relaxed het hier voor de campinggasten is, zo
stressvol en intensief is het voor het personeel, want op een camping waar
gemiddeld 6000 mensen tegelijkertijd met hoge verwachtingen heen gaan, is het
niet altijd even makkelijk om het hoofd koel te houden. Dus om te voorkomen dat
wij als recepcionistas niet helemaal gek worden van mensen die klagen
over het feit dat de standaard-standplaatsen niet genoeg schaduw hebben, dat de
Franse jongeren van plaats S55 ‘s nachts weer voor overlast hebben gezorgd, dat de airco in die en die
bungalow het niet doet of dat het immoreel zou zijn dat we €20 borg vragen voor
het wateraansluitingkoppelstuk, hebben we maarliefst een keer per twee weken
een día de fiesta, een vrije dag. Dat komt neer op vier kostbare vrije
dagen in twee maanden en daarom is het dan ook zaak ze goed te besteden. Op mijn
eerste vrije dag ben ik naar L’Escala gegaan, een prachtig dorpje op z’n vijf
kilometer hier vandaan, de tweede dag was Figueres de bestemming en de derde vrije
dag heb ik met een collega in Barcelona doorgebracht. Vorige week had ik m’n vierde
en laatste vrije dag, die ik vervroegd had omdat Anna, een Pools meisje dat ik
in Sevilla heb leren kennen, mij kwam opzoeken en dat de enige dag was dat ze
mij zou kunnen opzoeken. Ze werkt in Billund, Denemarken als stewardess voor
Ryanair en om mij een dikke 24 uur te kunnen bezoeken heeft ze vier vluchten
moeten nemen, twee voor de heenreis en twee voor de terugreis en beide keren moest
ze op Londen Stansted Airport overnachten. Veel moeite voor zo’n korte tijd,
vond ik, ik voelde me zelfs een beetje schuldig, maar het zou voor haar ook de
eerste keer na Sevilla zijn dat ze weer in Spanje zou kunnen zijn, dus ze had
er veel voor over. Ik voelde me dan ook behoorlijk lullig toen ik twee dagen
van tevoren er achter kwam dat vrienden van het personeel eigenlijk helemaal
niet in het personeelsgebouw mogen slapen, iets waarvan ik totaal niet op de
hoogte was. Al die moeite die zij zou nemen om hier te komen en ik had het
enige wat ik voor mijn rekening zou nemen, onderdak, niet eens geregeld. Ik
voel me knap lullig en vraag me af hoe ik wel ooit in hoog-hoog seizoen zo last
minute nog eens een goedkope tweepersoonskamer ergens dichtbij de camping ga vinden.
Na verschillende tevergeefse telefoontjes naar hostels en pensions komt mijn
collega Irene met een tip van een pension in L’Escala waar zij ook een keer is
geweest. Een beetje cutre (kitscherig), maar de kamers waren schoon en
zij had maar €45 voor een tweepersoonskamer inclusief ontbijt betaald vertelt
ze. Aangezien de enige andere optie in slaapzakken in een 3-seconden pop-up
tentje op een schaduwloze standaard-standplaats op onze camping à €57 was, was
de beslissing snel gemaakt en vol goede hoop belt Irene pension Casa Poch
op. De eigenaresse vertelt dat ze pas op de dag zelf weet of ze een kamer
heeft, tot nu toe zouden ze vol zijn, maar Irene verzekert me dat ze
waarschijnlijk toch wel een kamer hebben want zo’n geweldig pension is het nou
ook weer niet en anders konden we ook nog op het strand slapen als de nood echt
aan de man kwam. Ondertussen zoeken we op internet nog even verder, maar uiteindelijk
besluit ik vurig wensend dat dit geen domme zet is, de gok op Casa Poch
te nemen.
Die maandag om half twee haal ik Anna op van het
treinstation in Figueres en na een klein sprintje halen we de half twee bus
naar L’Escala ook nog net. Die ochtend had ik gelukkig inderdaad het groene
licht van het pension gekregen, dus we zouden een fatsoenlijke plek hebben om
te slapen en voor mij was het ook wel goed om te desconectar, oftewel om
even weg te zijn van de camping. Na een busreis van bijna een uur waarin we
over van alles en nog wat bij hebben gekletst, komen we aan bij het pension.
Bij binnenkomst groet een oude Spaanse vrouw, blijkbaar de eigenaresse, ons
vriendelijk en het pension doet Spaans en huiselijk aan, het valt me niets
tegen voor zo’n lage prijs. We installeren ons in onze kamer en ik laat me
vallen op mijn bed die tot mijn verbazing echt heerlijk comfortabel is. Na een
uurtje bijkomen en opfrissen gaan we L’Escala in. L’Escala heeft een strandje
midden in het centrum en daar besluiten we een merienda te nemen (een
tussenmaaltijd, tussen de lunch en het avondeten) en lekker te zonnen. Rond
zeven uur gaan we weer terug naar het hostel om ons om te kleden en uit eten te
gaan. Deze keer is het niet de oude vrouw die ons ontvangt, maar man van rond
de 30 jaar met zwart sluik haar, een vieze stoppelbaard en een een t-shirt dat waarschijnlijk al twee weken geen wasmachine had gezien. Hij groet ons
vriendelijk lachend, maar ik vertrouw hem niet helemaal. Ik wil gewoon doorlopen
naar de kamer, maar hij begint tegen ons te praten, daar was ik al bang voor.
“Jullie zijn toch de meisjes van kamer 14?” vraagt hij en het zit me meteen al
niet lekker dat hij weet dat wij ‘de meisjes van kamer 14’ zijn. Vertwijfeld
bevestig ik dat waarna hij zegt: “Dan heb ik wat voor jullie, steek allebei je
hand uit en doe je ogen dicht. Houden jullie van insecten?” Hij steekt z’n
beide armen uit en in beide vuisten lijkt hij iets te hebben. Ik kijk hem vol ongeloof
aan, wat wil deze vent? Anna heeft allang door dat het om een grapje gaat, maar
ik vertrouw hem voor geen cent en ben bang dat hij een of andere grote kever in
z’n hand heeft en ik weiger naar hem te luisteren. Hij dringt aan: “Kijk eens
naar m’n gezicht, heb ik geen gezicht van een te vertrouwen persoon? Je kunt me
vertrouwen hoor, kijk dan, deze ogen zijn toch onschuldig?” Hij kan zeggen wat
hij wil, maar het enige wat door mijn hoofd gaat, is dat als hij er zo op aandringt
een te vertrouwen persoon te zijn, dan kan hij dat onmogelijk zijn. Ik weiger
nog steeds en vraag me af waarom Anna wel gewoon haar hand durft uit te steken.
De man geeft het op en opent beide handen boven Anna’s hand: twee snoepjes. Hij
lacht en zegt: “Ik heb nooit gezegd dat ik insecten in m’n handen had!” Ha. Ha.
Niet grappig. Hijo de puta, denk ik, mij een beetje op de kast jagen om
niks, is dit zijn manier om zijn gasten te ontvangen? Dan bedenk ik me ook nog eens
dat hij al klaarstond met die snoepjes, hij heeft ons aangesproken en is niet
naar de keuken of zo gegaan om iets te halen, hij had ze dus al in z’n handen.
Wat voor idiote ideeën moet die man wel niet hebben, denk ik en raak licht in
paniek. Ik krijg zo’n vermoeden dat cutre niet alleen ‘kitscherig’
betekent, maar ook iets in de zin van dat iets niet pluis is. Goddank is Anna
heel zeker van haar zaak en als we weer naar boven gaan, stelt ze mij gerust
dat hij zeker weten niks kwaads in de zin heeft, zij heeft ook een collega die
zo is en dat is gewoon zijn manier van met mensen omgaan. Enigszins gerust
gesteld kleed ik me om en gaan we weer naar beneden om uit eten te gaan. En
natuurlijk, dan moeten we weer langs señor Engerd. Deze keer probeer ik zo
afstandelijk mogelijk te zijn, maar weer lukt het hem om me vervelend te
verrassen: “Ik heb jullie paspoorten nodig,” zegt hij op een opvallend
dwingende toon. Op zich kan ik daar inkomen, want die vraag ik ook altijd aan
alle campinggasten, maar toch, na het incident van daarvoor vraag ik me af of
hij nog meer dingen met onze paspoorten van plan is. Met tegenzin geef ik m’n
id-kaart, Anna kent wederom geen angst. Nouja, hier zal het wel bij blijven,
stel ik mezelf gerust terwijl we de straat oplopen en na een kwartiertje hebben
we een leuk lokaal barretje gevonden waar we besluiten te gaan eten. De tapas
zijn heerlijk en we kletsen honderduit over Sevilla en onze levens nu onder het
genot van een tinto de verano (rode wijn gemengd met frisdrank). Het is
heerlijk om dingen over Sevilla te kunnen delen met iemand die er
tegerlijkertijd met mij was, veel dingen hoeven we mekaar niet uit te leggen,
aan een woord hebben we genoeg. Ik krijg weer zin om naar Sevilla te gaan en ik
zie dat de herinnering aan Sevilla Anna niet onaangeroerd laat. Ze krijgt
tranen in haar ogen als ze over haar wijk in Sevilla vertelt en ik realizeer me
dat Sevilla onze levens op een aangename manier heeft gebrandmerkt. Inmiddels
ben ik señor Engerd en zijn rare maniertjes allang weer vergeten, maar dan zie
ik ineens een man aanlopen die verdacht veel op hem lijkt. Ik ben ervan
overtuigd dat het hem niet kan zijn, dat is gewoon de angst die m’n beeld
vervormt, zeg ik tegen mezelf, maar bij de tweede keer kijken realizeer ik me
dat het hem wel is. “Hoe de fuck weet hij dat wij hier zitten?!” is het eerste
wat door me heen schiet en ik voel hoe alle spieren in mijn lichaam zich
aanspannen. Anna zit met de rug naar hem toe, dus zij heeft nog niets door. Zo
onopvallend mogelijk sis ik dat die engerd van het pension hier ook is en naar
ons toe komt lopen. Inmiddels, of misschien al eerder, heeft hij ons gezien,
hij lacht en stopt bij ons tafeltje. Goddank hadden we het eten net op, dus
aanschuiven hoeft hij niet te proberen. Hij probeert een gesprek op gang te
helpen, maar ook Anna heeft er nu genoeg van en allebei kappen we het gesprek af.
Als laatste redmiddel probeert hij ons wederom te charmeren met z’n snoepjes,
hij wil ons allebei een geven. Anna slaat z’n aanbod af, ik ook, en hij lijkt
weer verder af te druipen. Maar nee, tot m’n schrik zie ik ineens een arm langs
m’n rechterzij gaan en meneer Engerd legt
alsnog een snoepje voor me op tafel neer. M’n hart slaat 180 en ik sta op het
punt tegen hem uit te vallen en te zeggen dat hij normaal moet doen en moet
opflikkeren met z’n stomme snoepjes, maar hij is alweer verder gelopen. Het
snoepje laat ik onaangeroerd en ik kijk Anna vol ongeloof aan. Nu moet dit echt
ophouden of ik word gek. Anna ziet dat hij in het barretje naast die van ons
gaat zitten bij een paar vrienden, gelukkig, maar hij is dus nog steeds in de
buurt. Anna weet me weer te kalmeren, we kletsen nog even verder, bestellen nog
een drankje en daarna willen we nog even een nachtwandeling door het stadje
maken. We hebben het laatste drankje bijna op en dan komt een andere man naar
ons tafeltje en vraagt in het Engels of we misschien straks ook naar zijn bar
willen komen om een drankje te doen. Erg direct en vreemd, dus natuurlijk gaan
we daar niet op in. Ondertussen heeft mijn achterdocht alweer de raarste ideeën
gevormd (“Misschien was dat wel een vriend van meneer Engerd en wilden ze ons
op die manier meelokken naar een bar!”). De Engelse man is nog maar net uit
zicht of meneer Engerd himself komt gezellig met z’n vrienden aan het tafeltje precies
achter ons zitten. Ik ben bang dat de volgende stap is dat ze ons bij hen
uitnodigen en ik weet hoe slecht Spanjaarden tegen ‘nee’ kunnen, dus daar zit
ik niet op te wachten. Anna moet hetzelfde gedacht hebben, want ze besluit dat we
hier maar beter weg kunnen gaan en de nachtwandeling te maken. Dat laat ik me
geen twee keer zeggen, dus we verlaten de bar zo snel mogelijk. Ik kijk een
paar keer achterom en hoop vurig dat ze ons niet op een of andere manier
achterna komen.
Het stadje is prachtig bij nacht en omdat de
temperatuur nog heerlijk aangenaam is, zitten veel lokale mensen nog buiten op
de terrasjes. We maken foto’s van de prachtige natuur en gebouwen en eindelijk
heb ik het idee een beetje te kunnen desconectar. We lopen langs de
kliffen en verbazen ons over een superluxe huizencomplex, wat vast als
vakantiehuis gebruikt wordt door mensen uit de buurt. Even kijk ik naar links
en op een van de balkonnen zie ik een man met zwart sluik haar. Hij kijkt me
aan. Nee, dit kan niet waar zijn, als dat señor Engerd is, is dit echt te bizar
voor woorden. Ik kijk nog een keer goed maar omdat het donker is, is het
moeilijk te bepalen of het hem echt is of niet. Nee. Het is hem niet, toch
niet. Deze man heeft een snor, dat had meneer Engerd niet. Goddank, wat een opluchting
gaat er door me heen. Ik voel me dom dat ik even gedacht heb dat dat hem
serieus zou kunnen zijn, maar ik kan weer lachen en vertel het Anna. Tot mijn
verbazing had zij hem ook gezien en dacht zij precies hetzelfde, maar ze durfde
het me niet te zeggen, omdat ze bang was dat ik dan zou flippen. We moeten
allebei erg lachen om de situatie en gaan weer richting het hostel. Eenmaal
daar is de deur al op slot en ik hoop dat hij niet op ons heeft zitten wachten
of zo, dat zou de boel helemaal compleet maken. Ik maak de deur open met de
sleutel en ja hoor, daar staat meneer om twee uur ‘s nachts de glazen af te
wassen. Wederom begroet hij ons weer met die gluiperige glimlach, maaar voordat
hij nog iets kan zeggen, wensen we hem allebei heel snel goedenacht en glippen
naar boven. Eenmaal boven ben ik bang dat hij een tweede sleutel van de kamer
heeft, maar die gedachte weet ik te onderdrukken. Moe van alle spanningen maar
ook tevreden van alle ontspanningen van die dag val ik op m’n heerlijke bedje
voor die nacht en binnen tien minuten ben ik vertrokken.