jueves, 18 de diciembre de 2014

Werk aan de winkel

Spanje mag dan wel een armer land dan Nederland zijn dat bovendien nog eens flink getroffen wordt door de crisis, ze maakt dat zeker goed met een aantal immateriële zaken, zoals een fantastisch klimaat, prachtige architectuur waar je u tegen zegt en topkwaliteit in eten en drinken. Dat laatste moet echter soms wel duur betaald worden, want het nummer 1 typisch Spaanse product, jamón ibérico, van het topmerk 5J kost zo’n 400 euro voor een poot van ongeveer 8 kilo. En laat ik dat nou heerlijk vinden, dus als ik iedere ochtend mijn Spaanse ontbijtje wil hebben van twee broodjes met olijfolie, geraspte tomaat en jamón ibérico (overigens wel van een íets goedkoper huismerk), zal er wel geld binnen moeten komen, want anders heb ik telkens aan het eind van m’n geld nog een stukje maand over.

Ondanks het ontmoedigende feit dat in Zuid-Spanje 1 op de 3 werkloos is, besluit ik begin november vol goede moed op jacht naar werk te gaan. Het plan is om CV’s achter te laten bij talenscholen om werk te zoeken als docente Spaans en als dat niet lukt, zijn hotels plan B om daar als receptioniste aan de slag te gaan. Dus met 15 CV’s onder de arm stap ik maandagochtend 3 november met 32 graden (!) in m’n netste blousje, zwarte pantalon en hakken op een Sevici, die goddank geen van de gebruikelijke mankementen vertoond, op weg naar de eerste talenschool. Na een stuk of 5 scholen door de stad te hebben verrijkt met mijn CV (haha), wil ik even weten hoe laat het is om te kijken of het nog zin heeft om naar een laatste talenschool voor vandaag te gaan, aangezien het bijna 14u is en de meeste scholen dan dicht gaan. Ik pak m’n telefoon en zie dat het nog geen 13u is, dus nog genoeg tijd, maar ik zie ook dat ik een gemiste oproep heb van een onbekend nummer. Misschien is dat een van de talenscholen denk ik hoopvol en ik besluit het nummer terug te bellen. Ik krijg een Engelssprekende vrouw aan de lijn die me vraagt of ik net mijn CV bij hen heb achtergelaten. Dat klopt en ze vraagt me of ik in plaats van als docente Spaans ook interesse heb in werken als docente Engels. Ik leg uit dat ik daar nog geen ervaring in heb, maar dat als dat voor hen geen probleem is, ik daar zeker in geïnteresseerd ben. We besluiten dat ik meteen even langskom zodat zij me kan uitleggen wat de baan precies inhoudt. Een kwartier later sta ik weer in Giralda Center Escuela de Lenguas en Jenny, een erg vriendelijke en extroverte Engelse vrouw van begin dertig schat ik, legt me alles uit. Het blijkt dat het om een intensieve voorbereidingscursus gaat van 10 uur per week die Spaanse studenten op het B2 Cambridge examen voorbereidt. De betreffende docente, die de eerste twee van de acht weken had lesgegeven, moest de dag ervoor met spoed terug naar Engeland in verband met familieomstandigheden. Ze hadden dus per direct, voor diezelfde avond nog, iemand nodig en ik realiseer me dat mijn timing niet beter had kunnen zijn. Na een uur uitleg stroomt m’n hoofd over van alle nieuwe informatie, maar na enig twijfelen besluit ik toch meteen diezelfde avond te beginnen (ik mocht namelijk ook de dinsdag beginnen als ik iets meer tijd nodig dacht te hebben om de les te kunnen voorbereiden), zodat ik meteen weet wat het is en ik geen tijd heb om zenuwachtig te worden of aan m’n eigen kunnen te twijfelen. Een paar uur later, om 19u, ben ik inmiddels voor de derde keer die dag in de talenschool en wijst Jenny mijn lokaal aan. Ze verzekert me dat ze 100% zeker is dat ik dit kan gezien mijn werkervaring en dat ze me niet had aangenomen als ze ook maar enige twijfel had, dus met een ongewoon veel zelfvertrouwen voor een ‘eerste-keer-situatie’ begin ik aan m’n eerste les als docente Engels. De studenten, 11 in totaal in de leeftijden tussen 20 en 50, zijn erg gemotiveerd en de les gaat tot mijn opluchting erg goed. Al gauw voel ik me weer als een vis in het water voor de klas en met rode wangen van nieuwe energie verlaat ik om 22u als laatste docente de talenschool. De leerlingen hebben iedere dag van maandag tot donderdag 2,5 uur les en de resterende zes weken ga ik hen zo goed mogelijk voorbereiden op hun examen.
In de loop van november wordt de sfeer steeds losser en wennen we allemaal steeds meer aan elkaar, wat een zeer aangename band schept. Want als je elkaar bijna iedere dag in de week ziet en zo intensief met elkaar omgaat en een gemeenschappelijk doel hebt, leer je elkaar ook een beetje kennen, wat de sfeer altijd ten goede komt. De productiviteit niet altijd, maar ach, dat lijken de leerlingen ook niet heel erg te vinden. Als dan de laatste maand van het jaar aanbreekt en de leerlingen nog maar twee weken hebben voor het examen, komt daar echter verandering in. Ze voelen, net als ik, de deadline dichterbij komen en dat maakt dat ze meer kritische vragen stellen, bij het nakijken van Listening of Use of English proeftoetsen steeds dieper zuchten als ze een antwoord fout hebben en het zelfvertrouwen lijkt – onterecht – evenredig te dalen met iedere dag dat de examendag dichterbij komt. Na iedere proeftoets vraag ik hoeveel ze ongeveer denken gescoord te hebben en systematisch schatten ze zichzelf steeds een stuk lager in dan nodig. Dat lijkt misschien onschuldig, immers beter jezelf onderschatten dan overschatten, maar een gezonde dosis zelfvertrouwen doet wonderen op een examendag, dus dat probeer ik hen dan ook duidelijk te maken als blijkt dat iedereen vervolgens maarliefst 21 of meer punten (uit 30) heeft terwijl 18 al voldoende is. Maar goed, ik snap helemaal hoe ze voelen, want dit zijn nog de proeftoetsen en het gaat natuurlijk om Het Examen dat op zaterdag 13 december plaatsvindt. Twee dagen van tevoren is de laatste les alweer aangebroken en na de les word ik uitgenodigd voor een biertje met de groep, een aanbod dat ik met plezier aanneem. Na 6 intensieve weken wordt in de bar naast de talenschool het Engels verruild voor het Andalusische Spaans en ik merk dat de leerlingen ineens persoonlijkere vragen durven te stellen, zoals hoe oud ik nou eigenlijk ben, hoe ik in Sevilla terecht ben gekomen en of ik al veel ervaring als docente heb. Na afloop word ik ook uitgenodigd voor een drankje met de groep op zaterdagavond nadat iedereen die dag het examen heeft gehad. Die zaterdagavond is het zeker niet bij dat ene drankje gebleven, want als ik om 1 uur ’s nachts de groep verlaat, heb ik meer dan vijf uren met hen zitten praten, drinken en tapas eten en realiseer ik me dat ik deze groep wel eens meer zou kunnen gaan missen dan in eerste instantie gedacht. Als ik terugloop naar het dichtstbijzijnde Sevici-station hoop ik vuriger dan ooit dat ik in januari dit werk kan blijven doen, want naast de lessen die me energie geven zijn dit bijzondere extra’s aan deze baan die ik voor geen goud zou willen missen.


Een ander bijkomend voordeel van deze baan is de financiële vergoeding. Na van meerdere kanten te hebben gehoord dat ik met 6 euro per uur al blij mocht zijn, blijkt deze op 1 december, de eerste uitbetalingdag, bijzonder mee te vallen en met een grote glimlach op m’n gezicht ga ik de volgende dag naar de bank. Niet om te pinnen, maar om mijn cheque te innen. Ja ja, je las het goed, om een cheque te innen. De manier van uitbetalen is een beetje anders dan in Nederland, niet door middel van een bankoverschrijving maar door middel van een ‘open’ cheque, wat inhoudt dat de cheque niet eens op naam staat, maar door degene die hem bij de bank brengt kan worden geïnd. Dat komt er op neer dat als ik hem verlies ik meteen mijn hele maandsalaris kwijt ben… Dus met de voorzichtigheid van een overbezorgde ouder, ga ik de volgende dag rond 13u naar de bank bij mij op de hoek van de straat om mijn papiertje voor geld in te wisselen. Ik ben blijkbaar niet de enige, want zo’n tien andere mensen – vreemd genoeg bijna allemaal bejaarden – staan voor mij in de rij. Nouja in de rij, men zit op de stoeltjes in de open wachtruimte en onthoudt gewoon degene die voor hen aan de beurt is om te weten wanneer het hun beurt is. Na tien minuten merk ik dat er weer aardig wat mensen bij zijn gekomen, maar de rij is nog helemaal opgeschoten want dezelfde (en enige niet bejaarde) vrouw staat nog steeds bij de balie. Er zijn twee balies, maar natuurlijk is er maar één open, want dit is Spanje. Na nog 5 minuten merk ik dat het steeds moeilijker wordt mijn twijfels over de bekwaamheid van de bankmedewerkster te onderdrukken en de snelle berekening dat als zij een kwartier per persoon nodig heeft ik dus nog minstens twee uur hier moet wachten maakt mijn humeur er ook zeker niet beter op. Er komt weer iemand binnen, en deze keer schrik ik lichtelijk, want dit is iemand die ik ken! Ik ben tot nu toe nog nooit een bekende tegengekomen in de supermarkt of waar dan ook en als je in een dorp opgegroeid bent waar je altijd overal bekenden, vrienden of familie tegen kunt komen, voelt dat hier soms toch een beetje alleen. Het is José Mari, een vriend van Juan die ik nu Engelse les geef, en hij moet een zegel hebben voor een aantal belangrijke papieren. We kletsen wat terwijl we wachten en eindelijk lijkt de rij ook wat op te schieten. De bankmedewerkster blijkt inderdaad nieuw – het zou me niet verbazen als vandaag haar eerste werkdag was gezien het feit dat ze haar collega om de haverklap om hulp vraagt – maar ze heeft de gemiddelde tijd per persoon al terug weten te dringen tot onder de 10 minuten, en als ze zo door blijft gaan is er zowaar een kans dat ik binnen een uur aan de beurt ben! En ja hoor, na een inhaalslag ben ik na driekwartier al aan de beurt. Ik hoop dat cheques innen hier een normale procedure is en dat ze inmiddels weet hoe dat gaat, want ik heb geen zin om een kwartier aan de balie te staan kijken hoe zij de mist ingaat en haar collega allemaal toeren moet uithalen om het weer recht te breien. Gelukkig blijkt dat inderdaad het geval en na een paar minuten kan ik mijn eerste loon handje contantje meenemen. José legt me nog uit dat alle gepensioneerden iedere maand tussen de 1e en de 5e op deze manier hun pensioen innen. Dat verklaart een hoop. Ik neem mezelf voor de volgende keer om 8u ’s ochtends te komen, als de pensionados nog op één oor liggen.

miércoles, 3 de diciembre de 2014

Op rolletjes

(Deze blog lag al een maand klaar, maar vergeten te uploaden, dus hierbij alsnog.)

Na de spanning en frustraties van de eerste week, is het vooruitzicht op de verhuizing naar mijn nieuwe gedeelde appartement meer dan welkom en binnen twee dagen voel ik er me helemaal thuis. Dat komt ook, en niet in de laatste plaats, door mijn huisgenootje Timi, waar ik het vanaf het eerste moment hartstikke goed mee kan vinden. Bij de bezichtiging van het appartement ben ik er uiteindelijk maarliefst twee uur geweest, omdat we maar bleven praten. Ze is Hongaarse, 28 jaar en woont al 4 jaar in Sevilla waar ze werkt als verkoopster in een souvenirwinkeltje vlakbij de kathedraal. Daarnaast geeft ze privéles Hongaars en Frans, en sinds een jaar heeft ze een Sevillaanse vriend, José, en waarmee ik het ook goed kan vinden. Sinds twee weken is ook de kleine derde kamer (5 m²!) bezet door een Spaanse man van 37, Pablo. Hij komt niet uit Sevilla, maar uit Albacete, en hij heeft hier werk als muziekdocent op een basisschool kunnen vinden waardoor hij dus hier naartoe moest verhuizen.  Zijn vriendin blijft voorlopig in Madrid wonen. In de avonden volgt hij nog een deeltijdopleiding beeldende kunst. Met hem kan ik het ook bijzonder goed vinden. Naast een gedeelde hartgrondige afkeer voor het sensatieprogramma Gran Hermano (Big Brother) dat hier in Spanje al 15 jaar hoogtij viert (en waaraan Timi en haar vriend helaas verslaafd lijken te zijn wat betekent dat wij donderdag- en zondagsavond wel van ons tv-kijk lijstje af kunnen strepen), is hij zich heel bewust van de sociale en maatschappelijke problemen in de Spaanse en ook westerse samenleving in het algemeen, wat aanleiding heeft gegeven tot een aantal diepgaande gesprekken over het leven en de wereld om ons heen.   

Binnenshuis gaat alles dus goed, want we kunnen het alledrie goed met elkaar vinden en dat is heel belangrijk. Buitenshuis echter lopen de dingen niet altijd op rolletjes, letterlijk, want het thema van vervoer in de vierde grootste stad van Spanje is een lastige. Er zijn bussen, maar geen dienstregelingen (alleen een geschat tijdstip van laatste bus staat vermeld op de bushokjes); er zijn metro’s, maar niet in mijn deel van de stad; er zijn taxi’s, maar die zijn natuurlijk veel te duur om als dagelijks vervoersmiddel te nemen en er zijn stadsfietsen, maar die zijn zwaar (en geregeld kapot) en dan ben je altijd afhankelijk van beschikbare fietsen en parkeerpaaltjes, waardoor het dus basically neerkomt op óf alles te voet óf een eigen fiets aanschaffen. Met mijn Nederlandse aangeboren behoefte aan een fiets, kan ik niet anders dan voor die tweede optie te gaan. De gedachte is nog niet koud of het eerste obstakel in dit plan doemt al op. Waar parkeer ik mijn fiets dan telkens? Buiten aan een ketting is geen optie, want dan wordt hij binnen de kortste keren gestolen door de gitanos, maar binnen kan ook niet, want we hebben geen lift waardoor het onmogelijk is een fiets telkens vier verdiepingen op en neer te gaan zeulen. Openbare parkeerkelders doen ze hier in fietsminachtend Spanje natuurlijk niet aan, maar bij wijze van gunst mogen er  in de portiek maximaal 4 fietsen (twee bij elke trap) geparkeerd worden. En dat voor een gebouw met 20 gedeelde appartementen. En je raadt het al, die vier felbegeerde parkeerplaatsen waren  allevier natuurlijk al bezet toen ik er kwam wonen. Nouja, ik zou zeggen 3,5 want één plaats wordt door een vouwfiets bezet gehouden en dat telt in mijn beleving niet als een volle fiets, al helemaal niet omdat die fiets nu juist opgevouwen worden en relatief makkelijk naar boven getild worden zodat mensen die bijvoorbeeld een mountainbike hebben die parkeerplaats kunnen gebruiken voor hun heilige koe. Maar goed, dat is slechts mijn theorie, dan nu de praktijk. Ik besluit om eerst maar het zekere voor het onzekere te nemen en om een vouwfiets te gaan zoeken, zodat ik die in mijn appartement opgevouwen kan parkeren. De jacht op een leuk tweedehandsje begint bij twee Spaanse varianten van Marktplaats, maar na een aantal tevergeefse telefoontjes naar particulieren (“Nee, hij is vorige week al verkocht” – haal dan <piiieeep> die advertentie weg) besluit ik het over een andere boeg te gooien en ga ik langs bij een tweedehandswinkel bij mij in de straat. Daar blijken ze twee vouwfietsen te hebben staan, maar die zijn allebei niet op Nederlandse lengtes berekend en zijn ook niet bepaald van goede Nederlandse fietskwaliteit, dus dat zie ik niet zitten. Maar, vertelt de charmante eigenaar die doorheeft dat ik z.s.m. een tweewieler wil hebben, ze hebben ook mountainbikes en er is net een hele goede binnengekomen. Hij laat de betreffende fiets zien en ik moet toegeven dat die er al veel meer op lijkt en met 75 euro is de prijs ook zeer vriendelijk. Ik vraag of ik er even een rondje op mag rijden, wat geen probleem is, en zijn 21 versnellingen, goede remmen en zadel dat op mijn lengte in te stellen valt overtuigen me. Het zal vast wel wat meevallen met dat maximaal 4 fietsen, want met die van mij erbij zijn het feitelijk 4,5 fietsen en als de mijne niemand in de weg staat, moet dat toch lukken is mijn redenering. Trots op mijn nieuwe aanwinst verlaat ik de winkel al fietsend en laat ik hem de volgende dag ook meteen maar verrijken met een fietsenstander, voor- en achterlicht en, als allerbelangrijkste, een levensreddende fietsbel. Levensreddende fietsbel? Jazeker, want hier in Sevilla is men op z’n zachtst gezegd ‘niet gewend’ aan fietsers en dat leidt tot gemiddeld 5 bijna-ongelukken per halve kilometer. Sinds iets meer dan zes jaar heeft de gemeente Sevilla het stadfietssysteem ingevoerd en groene fietspaden aangelegd, maar die klap zijn de meeste sevillanos nog niet te boven gekomen. Want door diezelfde groene fietspaden, zijn de sevillanos die dus al hun hele leven alles te voet doen in sommige gevallen ineens de helft van hun stoep kwijtgeraakt en dat doet pijn. Heel veel zuid-Spaanse temperamentvolle bijna wrokachtige pijn. En waar pijn is, is tweestrijd, in dit geval in de vorm van kamp Voetgangers tegen kamp Fietsers. De Fietsers zijn natuurlijk de slechteriken zomaar een deel van het terrein van de Voetgangers, de good guys, hebben ingepikt. Dus, bij wijze van non-verbaal verzet, kom je overal voetgangers tegen die gewoon in groepen over de fietspaden lopen en die vervolgens ook nog eens, als jij daar al rinkelend je een weg wilt banen, het lef hebben om te doen alsof ze het gerinkel niet eens gehoord hebben waardoor je meerdere keren ‘pas op!’ moet schreeuwen of in sommige gevallen zelfs hem of haar op de schouder moet tikken om te laten weten dat hij of zij een gevaar is op het fietspad en naar de stoep moet gaan. Meestal schrikt men dan even, of men doet alsof, om je vervolgens met een schuine blik langs te laten gaan alsof je een indringer bent en daarna weer rustig verder te lopen op het fietspad, alsof dat terrein nog steeds van hen is en altijd zal blijven ook. Dus ja, die fietsbel is hier van levensbelang. Liever een fiets zonder lichten dan een fiets zonder bel.


Maar goed, naast het probleem op de fietspaden, had ik nog mijn probleem buiten de fietspaden om, namelijk het parkeerprobleem. Nouja, ik dacht dat dat geen probleem zou zijn zoals ik hierboven heb uitgelegd, maar dat bleek toch te optimistisch, want na een week als weer naar het internetcafé wil, zie ik dat het papierje van MAXIMAAL 2 FIETSEN (immers twee fietsen per trap) inmiddels is verrijkt met de in het rood geschreven tekst VERBODEN MEER DAN 2 FIETSEN TE PARKEREN, wat een vrij duidelijk signaal is dat men toch niet van de extra fiets gediend is. Ik raak lichtelijk in paniek, want die fiets moet hier dus vandaag nog weg en als ook maar een van de buren mij toevallig bij mijn fiets ziet staan om de sloten los te maken of de deur ermee uit ziet gaan, word ik daar vast en zeker op aangesproken en ik wil niet binnen twee weken meteen al een kruisje achter mijn naam hebben staan. Ik besluit eerst weer terug naar boven naar m’n appartement te gaan om even rustig te bedenken wat nu de beste oplossing is. Ik kom tot de conclusie dat ik hem het beste weer terug kan verkopen aan de winkel waar ik heb gekocht heb, hoewel ik weet dat ze me behoorlijk wat minder geld kunnen geven dan ik betaald heb.  Dus met het hart in de keel ga ik weer naar beneden om de fiets zo snel mogelijk daar weg te halen, maar halverwege bij de tweede verdieping hoor ik mensen beneden praten dus als een held op sokken ga ik weer terug naar boven. Ik wacht 10 minuten gespannen waarbij allerlei sociale ongemakkelijke rampscenarios door m’n hoofd spoken. Dan probeer ik het weer. Ik hoor niemand. Nu hopen dat er niemand net de trap afkomt of binnenkomt terwijl ik mijn fiets ontvoer (want zo voelt het inmiddels). Met het hart in de keel haal ik zo snel mogelijk de beide sloten los en loods ik de fiets naar buiten, gelukkig zonder dat iemand me gezien heeft. Opluchting. Ik loop met de fiets aan de hand weer naar de charmante verkoper en leg hem het geval uit dat ik de fiets niet meer mag parkeren in de portiek en dat ik hem ook niet elke dag naar mijn appartement kan sjouwen want we hebben geen lift. Het eerste wat hij zegt, is dat wat ik al verwachtte, dat hij er maar 45 euro voor kan geven, terwijl ik hem voor 75 euro heb gekocht en daarna ook nog voor 20 euro aan (levensreddende) extra’s heb laten monteren. Ik zie al 50 euro down the drain gaan, maar misschien was het zijn mannelijke eergevoel dat hij een dame in nood behoort te helpen en niet af te zetten door twee keer binnen een week aan dezelfde fiets te verdienen, want hij komt gelukkig met een alternatief: hij wil wel proberen de fiets voor 85 euro te verkopen en als dat lukt, krijg ik daarvan 80 euro (dat is wat ik er minimaal voor wilde hebben) en houdt hij 5 euro voor de service van het ‘bewaren’ van de fiets en het proberen ervan te verkopen. Ik ga akkoord en ben erg blij met zijn meedenken. En ik heb geluk, want binnen twee dagen krijg ik al een telefoontje dat hij de fiets heeft kunnen verkopen, dus ik heb mijn 80 euro weer terug! In eerste instantie wil ik nu alsnog op zoek gaan naar een vouwfiets, maar ik heb inmiddels een abonnement genomen op het stadsfietssysteem om in ieder geval toch die optie te hebben. En tegen mijn verwachting in gaat dat tot nu toe goed, afgezien van the occasional fiets zonder ketting, trappers of met een loszittend zadel. Hier doen we het de komende de tijd dan maar gewoon mee, besluit ik accepterende dat het dus geen zin heeft een eigen fiets te hebben. En alsof de het universum wil laten weten dat ik gelijk had wat betreft de vouwfiets, blijkt twee weken geleden dat diezelfde vouwfiets die naar mijn mening geen recht had op een parkeerplaatsje uit de portiek is gestolen. Karma? Zeg het maar, maar dan liever telkens afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van stadsfietsen en bijbehorende parkeerpaaltjes, iedere dag het risico lopen met mijn zware en niet altijd volledig werkende Sevici-fiets hordes mensen omver te fietsen en venijnige blikken van Voetgangers te moeten incasseren.

lunes, 20 de octubre de 2014

¡Hola de nuevo!

De vorige keer toen ik in Sevilla woonde, inmiddels iets meer dan 3 jaar geleden, heb ik een blog bijgehouden om familie en vrienden op de hoogte te houden van de soms leuke, soms frustrerende en soms ronduit hilarische gebeurtenissen alhier. Na enigszins twijfelen of ik dat nu weer wil doen – het  is namelijk niet meer een Erasmus-jaar dus ik weet niet of ik altijd iets interessants te vertellen zal hebben – heb ik toch besloten dat ik het nog steeds een hele leuke manier vind om m’n belevenissen over te brengen naar het thuisfront en, niet geheel onbelangrijk, het helpt mij ook om bepaalde frustraties te relativeren en de humor van situaties in te zien. Zie het als mijn broodnodige therapeutische zelfhulp om hier in Sevilla het hoofd koel te houden.
Want niet alleen het klimaat zorgt ervoor dat letterlijk het hoofd koel houden wel eens moeilijk is, ook aan figuurlijke heethoofdigheid geen gebrek hier in Spanje. Van toeterende auto’s die aan degene voor hen duidelijk willen maken dat hij of zij al 1 hele seconde de tijd heeft gehad om te zien dat het licht inmiddels op groen staat tot verwoede discussies onder de werknemers van de bakkerij om de hoek (terwijl alle klanten dus perfect meekrijgen dat die ene collega het lef heeft gehad om in een andere ruzie de feiten te verdraaien), het kan allemaal hier in het temperamentvolle zuiden.

Maar laten we bij het begin beginnen, want in de vier weken hier tot nu toe zijn veel dingen gebeurd en ik moet zelf ook weer even nadenken over hoe en wat er allemaal ook alweer is gebeurd. Deze blog gaat over de eerste week, in de volgende blog vertel ik meer over de andere weken.

Dinsdag 23 september is het dan eindelijk zo ver, acht maanden nadat ik in mijn hart en hoofd de beslissing heb genomen om naar Sevilla te vertrekken om te kijken of ik er een leven kan opbouwen dat beter bij mij past dan een leven in Nederland. Om 17.15 ’s middags (dik half uur later dan gepland, dus ik kon meteen alweer beginnen met wennen aan de Spaanse interpretatie van tijd en ‘op tijd’) vertrekt het vliegtuig van de (natuurlijk) Spaanse maatschappij Vueling richting de mooiste stad van Zuid-Europa. Het is al de tweede of derde keer dat ik met Vueling vlieg, maar toch verrassen de verschillen met Ryanair me weer. Naast het heerlijke gebrek aan het constant voorbijkomen van stewards met parfums, kraskaarten, rookvrije sigaretten en andere misbare dingen, heeft men bij Vueling ook een andere aanpak voor de welbekende pre-flight security instructions bedacht. Deze worden bij Vueling namelijk niet zoals bij Ryanair door de stewards en hun alleszeggende handgebaren gedaan, maar door een video die wordt vertoond op automatisch uitklappende schermpjes die een soort van indrukwekkende luxe-uitstraling zouden moeten geven aan de cabine, maar welke meteen weer teniet wordt gedaan door het gevoel van zuinigheid dat het bijna promotie-achtige veiligheidsfilmpje oproept, net als de gedachte of het nou werkelijk beter is om een filmpje te laten zien dan zelf de instructies te geven of dat het gewoon enigszins gemakzucht van de crew is. We zullen het wel nooit weten, maar goed, het belangrijkste is dat ze je veilig en wel van A naar B brengen en dat is prima gelukt, en zelfs nog met enige inloop, want we kwamen uiteindelijk om 19.45u met slechts een kwartiertje vertraging aan in mijn stad. Tranen van geluk rollen over mijn wangen als ik het kolossale bord met SEVILLA zie staan. Ik ben weer thuis.

Na afscheid te hebben genomen van de man waarbij ik tijdens de vlucht een heel onderhoudend gesprek mee heb gehad (enigszins ongemakkelijk afscheid, dat wel, want je hebt net twee uur van alles over jezelf verteld en van alles over zijn leven aangehoord en dan komt er ineens een grote olifant in de ruimte, omdat je weet dat je deze persoon hierna hoogstwaarschijnlijk nooit weer zult zien. En feitelijk kan je dat niks schelen want jouw leven gaat wel door en de zijne ook, maar dat laten merken zou sociaal ongewenst gedrag zijn, dus volgt er een soort ongemakkelijk afscheid, waarbij je je serieus afvraagt of je niet zijn nummer of Facebook moet vragen om een beetje van de dramatische lading af te kunnen halen in de vorm van de mogelijkheid eventueel weer contact op te nemen, maar waarvan je op dat moment ook meteen al weet dat dat er toch niet van gaat komen en je weet dat hij dat ook weet, dus er zit niks anders op dan toch maar even door de ongemakkelijke appel heen te bijten en net te doen alsof je het werkelijk jammer vindt dat je deze persoon nooit weer zult zien), verlaat ik het vliegtuig en haal ik mijn bagage van de bagageband. (Als je die vorige zin tussen haakjes meteen begrepen hebt, heb je een schouderklopje verdiend ;)). In ieder geval, ik ben in Sevilla aangekomen, maar ik moet nu eerst nog twee uren wachten voordat ik weer verder kan, want Juan – de 32-jarige sevillano waar ik de eerste dagen couchsurfing bij ga doen totdat ik zelf een appartement vind – moet tot 22u werken en is dus pas 22.15u thuis. Ik heb dus meteen maar van de gelegenheid gebruik gemaakt om een heerlijk vliegveldbroodje met jamón ibérico naar binnen te werken. Als het dan eindelijk tijd is om per taxi naar Juan’s huis te vertrekken, blijkt dat dat toch nog wat moeilijker gaat dan gedacht. Mijn taxichauffeur heeft namelijk nog nooit van de straat gehoord die ik van Juan doorgekregen heb. Dat op zich is lichtelijk verontrustend, want als een taxichauffeur een straat niet kent, heb je 99% procent kans dat die dus ook werkelijk niet bestaat. Gelukkig heeft meneer zijn straatboekje, dus ik stel me gerust met de gedachte dat dit vast zo’n “overige 1% gevalletje” is, waarbij het straatboekje uitkomst moet bieden. Of toch niet. Ook daar blijkt de straat niet in te staan en nu begin ik toch enigszins ongerust te raken, want het idee dat als die straat werkelijk niet bestaat  ik ’s avonds om half elf met drie volle koffers het centrum door moet om een hostel te vinden lacht mij nou niet bepaald aan (friesisme?). Maar gelukkig schiet een ervarener collega te hulp en vertelt in heerlijk onverstaanbaar Andalusisch dat de straat in een nieuwe wijk is in de buurt van de Puente del Alamillo, bij die en die rotonde en de taxichauffeur lijkt zich iets te herinneren. We gaan plankgas richting bestemming (ik huil nog drie of vier keer heel stilletjes van ongeloof dat ik weer in Sevilla ben) waar we tegelijkertijd aankomen als Juan, dus een betere timing kon niet. Kapot van het meer dan tien uur onderweg zijn en de spanning van het avontuur waar ik net aan begonnen ben, besluit ik ook meteen maar mijn angst voor liften te overwinnen en gaan we met de lift naar de 4e verdieping waarna Juan mij mijn kamer voor de komende dagen laat zien. Na een korte rondleiding door het appartement, zegt Juan dat hij nog de stad ingaat om te eten met vrienden. Ik word ook meteen uitgenodigd zoals het een goede couchsurf host betaamt, maar ik ben te moe om nog maar een stap te verzetten dus ik sla het aanbod vriendelijk af om vervolgens als een blok in slaap te vallen in mijn eigen kamertje.

De woensdag is vooral bijkomen van de reis en de spanning en ik doe niet veel. De donderdag ga   ik voor het eerst de stad in om na anderhalf jaar sinds de laatste keer weer even hola te zeggen tegen de stad en op jacht naar advertenties voor een kamer in een gedeeld appartement. Bij het faculteitsgebouw waar ik altijd les had gehad, is het meteen raak en ik bel een stuk of vijf telefoonnummers om me te informeren. Uiteindelijk besluit ik één kamer te gaan bezichtigen; een aardige vrouw van rond de 40 jaar schat ik vertelt dat het een gedeeld appartement is met zes kamers in het centrum van de stad. Om 18u spreken we af. Eenmaal bij het flatgebouw aangekomen, bel ik aan en wordt de portiekdeur open gedaan. Ik ben blijkbaar toch nog niet van mijn liftangst af, want ik durf het niet aan alleen met de lift te gaan en besluit de trappen naar de 7e verdieping te nemen. Eenmaal boven doet een oude vrouw van minstens 75 open. Ik wil haar net vragen of de buren degenen zijn die het appartement verhuren, maar ze nodigt me al uit om naar binnen te gaan. Stomverbaasd dat dit dezelfde vrouw is als die ik een uur geleden aan de telefoon had, ga ik naar binnen. En dan ineens zie ik dat het appartement hetzelfde is als één die ik vier jaar geleden ook heb bekeken! Hoe is het mogelijk?! En ineens komt het gezicht van de oude vrouw me bekend voor en weet ik alweer waarom ik dat appartement niet wilde: het meubilair is echt te oubollig voor woorden wat een hele oude en daarmee ook vieze sfeer ademt. Goddank herkent zij mij niet dus ik laat haar haar zelfde rondleidingpraatje houden om vervolgens vriendelijk te melden dat ze nog van me hoort. “Stuur me maar een appje,” zegt ze. Weer sta ik even verbaasd. Deze vrouw van 75 heeft ten eerste een smartphone en ten tweede heeft ze liever dat ik haar WhatsApp dan dat ik haar even bel? Ze is blijkbaar erg jong van geest, wat misschien ook meteen de jong-aandoende stem aan de andere kant van de lijn eerder op de dag kan verklaren. Dan bedenk ik me ineens dat ik, een jongevrouw van 24 die in het digitale tijdperk is geboren en praktisch mobiele telefonie hoort te ademen, haar moet gaan zeggen dat ik geen WhatsApp heb. In ieder geval nu niet, want mijn telefoon is er deze zomer op de camping mee opgehouden waardoor ik een oud telefoontje van heit gebruik die geen internet heeft. Met een rare mix van schuldgevoel en een nog nooit eerder gevoelde vorm van schaamte leg ik haar de situatie uit waarom ik nu geen WhatsApp heb. In plaats van dat ze het begrijpt en zegt ‘Ok, sms me dan maar’, drukt ze me stevig op het hart dat ik echt heel snel een telefoon met internet moet gaan kopen, want zonder ben je niks tegenwoordig. Nooit gedacht dat een vrouw van 75 mij dat zou moeten vertellen. Als een dwarse puber die net de les is gelezen druip ik via de trap weer af, terwijl ik me voorneem haar ook niet meer te sms’en.

Maar goed, ze had gelijk, WhatsApp is tegenwoordig onmisbaar, ook straks in het zoeken naar werk. Daarnaast is het ook veel handiger en natuurlijk veel goedkoper dan bellen of SMS’en, dus ik besluit op diezelfde trappen nog dat ik de volgende dag hoe dan ook een nieuwe telefoon ga kopen. In Nederland had ik al wat voorwerk gedaan en ik had mijn zinnen gezet op de nieuwe Motorola Moto G (4G). Dus die vrijdag ga ik naar de PhoneHouse samen met Juan, want die wilde helpen en omdat hij iedere dag van 16u-23u als zwemleraar werkt, heeft hij de ochtenden altijd vrij. Daar blijkt al gauw dat ‘gewoon’ een nieuwe telefoon kopen, tegenwoordig bijna een eerste levensbehoefte, niet zo uno, dos, tres gaat. Nee nee, want ik wilde graag met abonnement en daarvoor heb je een Spaanse bankrekeningnummer nodig, welke ik natuurlijk nog niet had en waar ik ook helemaal nog niet bij stil had gestaan. Dat lijkt slecht een hobbeltje in de weg, maar het bleek nog maar de eerste stap te zijn in het tergend lange ik-wil-weer-een-telefoon-met-whatsapp-proces dat uiteindelijk 6 (!) dagen zou duren en waarvan de andere stappen ongeveer de volgende waren:
1. Balen dat ik  nog geen Spaanse bankrekening heb en dus nu geen enkele telefoon met abonnement kan kopen.
2. Naar de vestiging van Triodos bank gaan om een Spaanse bankrekening te openen.
3. Er achter komen dat de banken alleen ’s ochtends open zijn en het vrijdag is en ik nu al te laat ben, wat betekent dat ik dus tot maandag moet wachten.
4. Niet zo lang willen wachten en besluiten dan maar een los toestel te kopen waarmee ik de eerste tijd prepaid doe, aangezien ik toch ook nog niet weet of ik hier werkelijk minstens twee jaar ga blijven.
5. Naar een grotere winkel (FNAC) gaan om de telefoon te kopen, want de PhoneHouse heeft inmiddels siesta.
6. Te horen krijgen dat de telefoon is uitverkocht en dat men weet niet wanneer er weer nieuwe binnenkomen (lees: minstens een week later).
7. Terug naar de PhoneHouse gaan, waar ze hem nog wel hebben, maar alleen in het zwart en ik wil hem graag in het wit. Bestellen duurt 24 uur voordat de telefoon er is.
8. Besluiten toch nog maar te accepteren dat ik nog een dag moet wachten en ik bestel de witte telefoon.
9. Wachten op het belletje van de winkel dat de telefoon er is.
10. Na twee dagen je afvragen of dit misschien ook minstens een week gaat duren.
11. Volgende dag langsgaan bij de winkel om te vragen of de telefoon al binnen is gekomen.
12. Een gat in de lucht springen dat de telefoon er is. (En boos zijn op de verkoopster dat ze me niet heeft gebeld.)
13. Bellen naar mijn telefoonprovider dat ik een internetbundel wil nemen zodat ik eindelijk weer kan WhatsApp kan gebruiken.
14. Te horen krijgen dat dat alleen per de eerste van de maand mogelijk is.
15. Balen dat het 2 oktober is.