Week 9: (8 - 14 november)
De maandag weer helemaal hersteld van het buikgriepje, maar de vreugde was maar van korte duur, want de woensdag werd ik wakker met een heerlijke catarro, oftewel verkoudheid. Maar dat mocht de pret niet drukken, want die avond had ik met Nathalie, Karlijn en Isabelle en nog zeven Belgische meiden afgesproken een Hollandse/Belgische avond te houden om weer eens lekker Nederlands te kunnen praten! Zo konden we ongegeneerd alle tekortkomingen van de Spanjaarden ten opzichte van ons noordelingen de revue laten passeren: denk bijvoorbeeld aan het Spaanse organisatorisch (on)vermogen, hun ietwat twijfelachtige smaak voor huisinrichting en het “respect” dat ze voor de vrouwelijke helft van de samenleving tonen door middel van gejoel, geschreeuw en ongewenste intimiteiten. Als locatie voor deze gezellige meidenavond hadden de Belgische meiden het tapasrestaurant uitgezocht waar helemaal gek van waren, genaamd Los Coloniales. Na enige verwarring over waar deze zich eigenlijk bevond (volgens een barman moesten we rechts, maar volgens een voorbijlopend paar moesten we toch echt links… Later bleek dat er in Sevilla twee restaurants Los Coloniales heten...), konden we eindelijk aanschuiven en genieten van de Spaanse keuken, onder het genot van een wijntje of sangriaatje. Dat moesten we de Spanjaarden wel nageven, ondanks hun gebreken, zijn zij wel de meesters in de kookkunst en dat voor een allerzachtst prijsje: voor een hele avond tafelen voor elf meiden, inclusief de drankjes, hoefden we per persoon slechts een schamele €8,25 neer te leggen. Dat geloof je toch niet, dat ben je in Nederland alleen al kwijt voor het voorgerecht! Dus diezelfde onintelligente en respectloze Spanjaarden hadden meteen alweer onze harten gestolen…
Vrijdag na college op weg naar huis merkte ik een ongewoon straatbeeld op: veel meer mensen dan normaal liepen op straat, bijna allen hadden ze sjaals om, en dat terwijl het nog steeds een aangename 18 graden was, op een of andere manier was 90% van hen man en werkelijk allemaal liepen ze één en dezelfde richting op. “Wat is hier aan de hand?!”, dacht ik bij mezelf. Ik had het nog maar net gedacht of daar doemde de oplossing in de verte al op: het voetbalstadion van Sevilla. Dat verklaart alles.
De zaterdag had ik met Lizzy, een Schots meisje, en haar novio (vriend) Mario afgesproken om daar te komen eten om eens Schotse culinaire hoogstandjes te proberen. Misschien was het beter geweest als zij bij mij waren komen eten, niet dat ik nou een keukenprinses ben, maar mijn huis is in ieder geval makkelijk te vinden. Lizzy woont namelijk in een flatgebouwencomplex hier dichtbij, maar ondanks de korte afstand die ik hoefde af te leggen heb ik er bijna drie kwartier over gedaan. Ze had gezegd dat ze op nummer 154 woonde, 7e verdieping. “Prima, moet goed komen,” dacht ik. Maar algauw bleek dat aan die beschrijving drie flatgebouwen voldeden: 154A, 154B en 154C. Daarbij hadden die allemaal een linkertrap en een rechtertrap die allebei naar verschillende appartementen op de 7e verdieping leidden. Maar Lizzy had niets over welke kant van het gebouw, en dus welke bijbehorende trap, ik moest hebben. En om het helemaal compleet te maken, leidde iedere aparte trap weer naar twee verschillende appartementen: 7A en 7B. En ook daar had ze me niets over verteld. Nu denk je misschien, “Nou bel haar even op, dan weet je welke je moet hebben, geen probleem toch?” Nee, inderdaad geen probleem, ware het niet dat Valentine mijn telefoon die avond had. Het modem van ons nieuwe internet was namelijk aangekomen, maar niet iedereen kon zich op het internet aansluiten, dus die hing al anderhalf uur aan de telefoon met een of andere técnico van Yacom om dat probleem de wereld uit te helpen. Dus daar stond ik ’s avonds om 22u (want zo laat eet met hier ’s avonds), in een uitgestorven straat, zonder mobiel, met de fiets aan de hand, voor een doolhof van flatgebouwen. De wanhoop had nog net niet toegeslagen of er kwam een vrouw uit een van de vele gebouwen naar buiten. Ik snelde naar haar toe en vroeg welke van de gebouwen 154 was. “Oh das makkelijk, hier links om dit gebouw hier voor je heen en dan aan het eind weer links.” Opgelucht en vol vertrouwen volgde ik de aanwijzingen van de aardige mevrouw op. Maar eenmaal aangekomen, bleek dat gebouw 152A en 152B mij aangaapten. Na wat om me heen te hebben gekeken, bleek er geen 154 in de buurt te zijn. Dan maar even bij het barretje naar binnen, wat zich tegenover één van die gebouwen bevond. Een oude Chinese man en wat neem ik aan zijn dochter was, runden het zaakje en vroegen me wat ik wilde. Ik zei dat ik gebouw 154 nodig had.
- “Welke? Er zijn drie: 154A, B en C.”
- “Ja, dat weet ik eigenlijk niet.”
- “Nou, maakt niet uit, ze bevinden zich allemaal bij elkaar. Hier weer terug en om dat gebouw heen rechts, daar staan ze.”(Daar kwam ik net vandaan!)
- “Nee, dat denk ik niet, want ik heb net aan een mevrouw gevraagd en die stuurde me juist hier heen.”
- “Nee, nee, dit er is blok 152, 154 is daar, ik loop wel even met je mee.”
Dus daar liep ik met een klein Chinees mannetje over de nog steeds doodstille straten, naar de gebouwen waar ik net vandaan was gekomen, waar die vrouw me had ‘geholpen’. En ja hoor, in koeienletters stond er 154A op de muur van een van de drie. “Waarom heb ik die niet eerder gezien?!” sloeg ik mezelf voor de kop. Ik bedankte de man voor z’n hulp en terwijl ik dat deed, kwam toevallig diezelfde vrouw er weer aan. Ze keek me aan en naar de Chinese man naast me en vroeg waarom ik hier nog stond.
- “Nou, dit is gebouw 154 en die had ik nodig.”
- “Oh, zei je 154? Ik dacht dat je 152 zei!”
“Uh nee, 154,” zei ik, terwijl ik me ontzettend verbaasde over de belachelijkheid van het misverstand, want hoe moeilijk is het om het verschil tussen twee (dos) en vier (cuatro) te horen?! Maar goed, de vrouw wilde me nog steeds helpen en vroeg hoe de persoon heette wie ik zocht, misschien kende ze diegene ook en dan hoefde ik niet alle drie gebouwen af te gaan. Ik zei de naam en dat ze op de 7e woont, maar de vrouw kende haar helaas niet. “Maar,” zei ze, “dan kunnen het gebouw 154B en C niet meer zijn, want die zijn kleiner, die hebben maar vijf verdiepingen.” Dus al die tijd stond ik al bij precies het goede gebouw. Ik bedankte haar en terwijl zij weer naar binnen ging, waagde ik me aan de intercom. Aangezien er twee trappen in het gebouw waren die allebei naar twee appartementen leidden, had ik vier opties. Nummer 1. Geen gehoor. Nummer 2. Mannenstem. Ik dacht, misschien is het Mario. “Hola, ben jij dat, Mario?” zei ik in de krakerige microfoon van de intercom. Een chagrijnige man deelde me mee dat hij geen Mario kende. Ik wilde nog sorry zeggen, maar de man had alweer opgehangen. Dan nummer 3. Een vage meisjesstem antwoordde. “Lizzy, ben jij dat??” vroeg ik, verrukt dat dit haar wel eens zou kunnen zijn en dat het gezoek dan afgelopen zou zijn. Een raar krakend geluid kwam door de nu onverstaanbare intercom, maar de deur werd opgedaan, dus ik nam maar aan dat het Lizzy was geweest. Maar nu stond ik voor de twee trappen. En aangezien ik niet in liften durf, moest ik ook met de trap. Maar de zevende verdieping was de hoogste, en als ik de verkeerde trap zou kiezen, moest ik weer helemaal naar beneden en vervolgens de andere trap helemaal op! Dilemma, wat te doen? Na een mislukte poging om de beste oplossing te vinden, besloot ik voor de rechtse te gaan, want het maakte toch niet uit, het was 50% procent kans, dus dan maar hopen dat ik de goede had gekozen. Maar halverwege, bij de derde verdieping, had ik zo’n gevoel dat ik me op de verkeerde trap bevond. Na enig twijfelen, besloot ik er op te vertrouwen dat dat gevoel klopte en ging ik weer naar beneden om de linker trap te nemen. Ik hoopte echt dat dat gevoel gelijk had, want zo niet, dan moest ik weer helemaal de linkertrap af en alsnog weer de rechtertrap op, en dat met de verschrikkelijke gedachte dat ik er, had ik niet op dat gevoel vertrouwd, al bijna was geweest! Dus uitgeput kwam ik aan op de zevende verdieping van de linkertrap. Het moment van de waarheid. Welke van de twee appartementen zou het zijn, áls dit inderdaad de goede trap was. 7A of 7B? Ik was even stil om te luisteren of ik ook stemmen hoorde die ik zou kunnen herkennen, want je wilt natuurlijk niet ’s avonds laat hijgend aan de deur van een vreemde verschijnen. In 7A meende ik een stem van een oudere vrouw op te vangen, dus met een mengelmoes van twijfel en voorbarige euforie belde ik aan bij 7B. En na enige momenten van gespannen wachten verscheen Lizzy in de deuropening. Wat een opluchting! Ze vroeg waarom ik zo laat was, het was inmiddels al 22.40u, dus ik legde haar het hele verhaal uit. Op dat moment realiseerde ik me ineens dat ik de fiets nog bij dat barretje had laten staan, zonder hem ergens aan vast gebonden te hebben, want ik wilde alleen maar even wat vragen, dus had ik hem niet op slot gedaan. En als ik hem nu niet op zou halen, zou ik hem de volgende dag weer op de Mercadillo terug moeten kopen, en daar had ik natuurlijk geen zin in, dus toch maar ophalen dan. Joder (beter als ik dat niet vertaal ;)). Nog nahijgend van de klim, mocht ik weer de hele trap af, naar het barretje lopen, mijn fiets ophalen, weer terug naar haar gebouw om hem daar binnen de hekken vast te zetten om vervolgens wéér helemaal de trap op te gaan. Lizzy zei dat ze wel even met me meeging en rond 23u konden we eindelijk aan tafel. Ook Mario was inmiddels nieuwsgierig geworden waarom het allemaal zo lang had geduurd, dus hem ook alles verteld. Ik had inmiddels honger als een beer gekregen en heb de Schotse lekkernijen naar binnen geschoven alsof mijn leven er van afhing.
Diezelfde zaterdag waren heel veel huisgenootjes op stap geweest, kwam ik die nacht om 5u achter toen de serene stilte in het huis doorbroken werd door het dronken lawaai waar ze mee thuiskwamen. En het vervelende is dan dat ze niet meteen naar bed gaan, maar nog na gaan drinken, als ze dat er nog niet uit gekotst hadden. Om 6u was het eindelijk wat stiller geworden, dus ik kon weer verder slapen. Volgende dag, of eigenlijk, diezelfde dag dus, lekker rustig zondagje gehad. Pas rond 15u kwam een van mijn verdiepinggenootjes uit bed. Of dat dacht ik tenminste: uit de kamer van Olivier kwam niet Olivier zelf tevoorschijn, maar Karl. Met alleen een onderbroek en een paar sokken aan. Verbaasd - niet alleen om het feit dat het Karl was, maar ook om de manier waarop hij daar in het gangetje stond - vroeg ik hem waarom hij hier geslapen had. “Olivier was te dronken om de trappen op te komen. Hij is in mijn bed in slaap gevallen, dus toen ben ik maar in zijn bed gaan slapen.” Zo gaat dat hier bij ons in huis, wat er ook gebeurt, we zorgen altijd voor elkaar ;).
Heb weer smakelijk om je verhaal moeten lachen Martine! volgens mij vermaak je je daar wel!! en wat een toestand met die huisnummers zeg...
ResponderEliminarveel plezier daar nog!